Vioolspelen was de grootste hobby van mijn vader. Op kostschool bij de Jezuïeten kreeg hij zijn eerste lessen.
In 1940 vestigde hij zich als huisarts in Nijmegen en toen het Nijmeegs Kamerorkest (NKO) o.l.v. Simon Kleinlooh in 1950 het levenslicht zag, maakte hij met een geleende altviool van een lid van NKO, Joris Koopman, zijn entree om 44 jaar lang met veel enthousiasme, inzet en plezier deel uit te gaan maken van de strijkersgroep.
Hij nam een aantal jaren het voorzitterschap op zich, kopieerde orkestpartijen, gaf spelers een lift, leende violen uit en nam ons mee naar generale repetities en uitvoeringen.
Dat had zijn effect. Vier van ons gingen een instrument bespelen en doen dat nog steeds en de anderen dragen de klassieke muziek een warm hart toe.
Vanaf 1969 speelde mijn broer Frank (hobo) en ikzelf (cello) een aantal jaren mee in het NKO. Heel leuk om samen in het orkest te zitten. Er werden, op zijn vraag, door ons ook affiches getekend om reclame te maken voor een uitvoering of jubileum. Onder zijn leiding streden wij met andere gezinskwartetten om de muzikale eer. Met onze merkwaardige samenstelling: fluit, hobo, altviool en cello was het soms hard halen!
In de jaren 70 onderging het NKO een verjongingskuur. De dirigenten Simon Kleinlooh, Felix Vieregge en Pierre van der Schaaf wisselden elkaar af en jongere spelers namen plaats tussen de ouderen. Mijn vader vond die verandering ontspannend en inspirerend. Hij heeft het enorm gewaardeerd dat hij, ondanks zijn leeftijd, tot het laatste moment heeft mogen meespelen.
Op zijn uitvaart speelde een groep collega’s van het orkest Corelli en klonk het prachtige Gloria van Poulenc, het laatste werk dat hij in het najaar van 1993 nog had meegespeeld.
En… om te besluiten…klinken er in het Symfonieorkest Nijmegen nog steeds de zingende snaren van zijn altviool! De altviool, die nu bespeeld wordt door zijn strijkersmakker Peter Boezeman.
– Annetje Oomen-Rademaker